In deze paragraaf wordt helder gemaakt hoe de financieringsfunctie is ingericht en hoe daarmee wordt gewerkt.
In het coalitieakkoord is aangegeven dat in de lopende bestuursperiode een begin wordt gemaakt met het terugdringen van de schuldenlast. Om dit voornemen te kunnen volgen is een overzicht opgenomen waarin de ontwikkeling van de schuldenlast over een periode van 10 jaar wordt gepresenteerd.
stand 31-12-2016 | stand 31-12-2017 | stand 31-12-2018 | stand 31-12-2019 | stand 31-12-2020 | stand 31-12-2025 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Materiele activa | 230,9 | 243,9 | 241,7 | 240,4 | 237,2 | 237,2 |
Financiele activa | 59,0 | 58,4 | 57,8 | 57,2 | 56,6 | 46,0 |
Grondexploitaties | 55,4 | 60,3 | 58,4 | 52,0 | 47,1 | 28,9 |
Onderuitputting investeringen | -2,0 | -5,0 | -3,0 | -3,5 | -3,0 | -2,0 |
totaal meerjareninvesteringen | 343,3 | 357,6 | 354,9 | 346,1 | 337,9 | 310,1 |
Bovenstaande investeringen worden als volgt gefinancierd : | ||||||
Eigen vermogen: algemene reserve | 12,9 | 12,1 | 13,2 | 14,3 | 15,6 | 25,6 |
Vreemd vermogen: langlopende geldleningen | 330,4 | 345,5 | 341,7 | 331,8 | 322.3 | 284,5 |
totaal | 343,3 | 357,6 | 354,9 | 346,1 | 337,9 | 310,1 |
Op basis van bovenstaande bedraagt de schuld (in euro's) per inwoner (o.b.v. 80.000 inwoners): | 4.130 | 4.319 | 4.271 | 4.148 | 4.029 | 3.556 |
De leningsportefeuille per eind 2016 bedraagt € 288,8 miljoen aan leningen. Dit is € 41,6 miljoen lager dan de behoefte aan langlopend vreemd vermogen. Voor dit bedrag worden de investeringen tijdelijk gefinancierd met de egalisatie- en bestemmingsreserves, de voorzieningen en doeluitkeringen en tot slot met kasgeld.
In de loop der jaren neemt de beschikbaarheid van deze middelen af. De ontwikkeling van de schuldenlast kan daarom het best worden gemeten aan de regel 'vreemd vermogen' zoals hierboven in de tabel opgenomen.
Uit de tabel blijkt dat behoefte aan vreemd vermogen de komende 10 jaar zal afnemen met bijna € 46 miljoen. De belangrijkste onzekerheid in de afname, is de verkoop van gronden.
Stand 31-12-2016 | Gemiddelde rente % | Aflossing 2017 | |
---|---|---|---|
A. Algemeen | 276,9 | 2,13% | 44,3 |
B. Woningbouw | 4,0 | 3,18% | 0,2 |
C. Stadsverwarming Purmerend | 8,0 | 2.65% | 0,0 |
Totaal | 288,8 | 2,32% | 44,5 |
Toelichting:
ad A. De leningportefeuille algemeen bestaat voornamelijk uit leningen met een jaarlijkse nominale aflossing
of met een aflossing ineens aan het einde van de looptijd (zogenaamde fixe leningen). De leningportefeuille
algemeen bedraagt per 31 december 2016 € 288,8 miljoen. Deze leningen zijn aangetrokken met een gemiddeld rentepercentage van 2,32%. De aflossingsverplichting in 2017 bedraagt € 44,5 miljoen.
ad B. De leningportefeuille Woningbouw bedraagt per 31 december 2016 € 4 miljoen. Deze (laatste) geldlening is aangetrokken ter financiering van woningbouwprojecten en is doorverstrekt aan de woningbouwcorporatie. Het gemiddeld rentepercentage bedraagt 3,18%. De aflossingsverplichting in 2017 bedraagt € 0,2 miljoen. De laatste aflossing van deze lening vindt plaats in 2040.
ad C. De leningportefeuille Stadsverwarming Purmerend bedraagt per 31 december 2016 € 8,0 miljoen. Deze geldlening is aangetrokken ter financiering van de kapitaalbehoefte van de Stadsverwarming en zijn doorverstrekt aan de Stadsverwarming Purmerend. Gemiddeld rentepercentage bedraagt 2,65%. De aflossingsverplichting in 2017 is nihil. Deze fixe lening van € 8 miljoen wordt afgelost in 2023.
In het kader van de voorgenomen afbouw van de schuldenlast worden in de toekomst geen leningen meer aangetrokken en doorverstrekt aan Stadsverwarming. In plaats daarvan kan ook worden volstaan met het garanderen van nieuwe geldleningen.
De gemeente staat als 100% aandeelhouder garant voor de verplichtingen van de BV Stadsverwarming. In het verleden was er, naast het ingebrachte eigen vermogen, sprake van een mix van aan Stadsverwarming verstrekte geldleningen en door de gemeente gegarandeerde geldleningen.
Zoals hierboven al is aangegeven worden geen nieuwe geldleningen meer verstrekt maar wordt volstaan met het garanderen van nieuwe geldleningen. Voor de periode 2016-2019 wordt in totaal voor een bedrag € 30 miljoen aan nieuwe geldleningen verwacht. Deze leningen zijn voor de financiering en herfinanciering van de bestaande bedrijfsactiviteiten.
Voor de periode tot eind 2019 ligt daarmee het plafond voor te verstrekken garanties op langlopende geldleningen op € 80 miljoen.
Het in één kwartaal door de gemeente opgenomen kasgeld wordt berekend door het gemiddelde te nemen van de uitstaande korte financiering (rentetypische looptijd korter dan 1 jaar) per aanvang van de drie kalendermaanden. De kasgeldlimiet (KGL) waartegen dit gemiddelde wordt afgezet, bedraagt 8,5% van het begrotingstotaal. Het begrotingstotaal bedraagt in 2017 € 224,112 miljoen. De kasgeldlimiet bedraagt dan voor 2017 € 19,05 miljoen. Voor leningen met een looptijd vanaf 1 jaar geldt de renterisiconorm. De renterisiconorm heeft als doel om het renterisico bij herfinanciering te beheersen. Deze norm houdt in dat de jaarlijks verplichte aflossingen en renteherzieningen van de langlopende leningen niet meer mogen bedragen dan 20% van het begrotingstotaal. Dit om te voorkomen dat bij herfinanciering van de leningen bij (aanzienlijk) hogere rente, grote schokken optreden in de hoogte van de rente die de gemeente moet betalen. In 2017 bedraagt de renterisiconorm ongeveer € 44,8 miljoen. In 2017 zal de renterisiconorm niet worden overschreden .
De komende jaren is er sprake van een financieringsbehoefte. Deze wordt veroorzaakt door de doorlopende investeringen, het meerjaren investeringsprogramma en het inzetten van reserves en voorzieningen. Het is van belang inzicht te hebben in de planning en de voortgang van de lopende en voorgenomen investeringen om te kunnen anticiperen op de financieringsbehoefte. Voortdurend wordt er getracht de rentesfeer te optimaliseren. De rente is nog steeds relatief laag. Echter het afwijken van de planning van de uitvoering van de voorgenomen investeringen blijft een financieringsrisico. Vanaf 2018 staan er geen grote en nieuwe investeringsprogramma's gepland. Dit betekent dat er jaarlijks vervangingsinvesteringen terugkomen, die een gemiddelde afschrijvingstermijn van 20 jaar laten zien met een bijbehorende afschrijvingslast van gemiddeld € 12 miljoen. Hier is ook rekening mee gehouden in de spreiding en optimalisatie van de leningportefeuille door een mix toe te passen op de jaarlijkse financieringsbehoefte met jaarlijks een aanname met het aantrekken van zowel fixe als lineaire geldleningen met een looptijd van 15 jaar.
In de notitie rente 2017 (in het kader van de vernieuwing BBV) wordt ingegaan op de verwerking van de rentelasten en -baten in de begroting en jaarstukken. Doelstelling van deze notitie is het bevorderen van een eenduidige handelwijze met betrekking tot rente door gemeenten (harmonisering), stimuleren dat gemeenten de (verwachte) werkelijke rentelasten opnemen in de begroting en de jaarstukken en het eenduidig inzichtelijk maken van de wijze waarop de gemeenten met rente zijn omgegaan (transparantie). De bepalingen en richtlijnen van deze notitie treden in werking met ingang van het begrotingsjaar 2018. Eerdere toepassing bij de begroting 2017 is niet verplicht maar wordt aanbevolen. In onderstaande tabel worden de rentetoerekening 2017 voor Purmerend weergegeven.
Tabel rentetoerekening 2017 (x € 1.000): | ||
---|---|---|
a. Externe rentelasten over de korte en lange financiering | 6.806 | |
b. Externe rentebaten over de korte en lange financiering (bibliotheek, P3, hypotheken) |
| -410 |
Saldo rentelasten en rentebaten |
| 6.396 |
c1. Doorberekende rente grondexploitaties | -1.384 |
|
c2. Projectfinanciering Baanstee-Noord | -66 |
|
c3. Projectfinanciering doorverstrekte leningen (Stadsverwarming/Woningbouw) | -300 |
|
Aan taakvelden toe te rekenen externe rente |
| -1.750 |
d1. Rente over eigen vermogen |
| 671 |
d2. Rente over voorzieningen grondexploitaties |
| - |
Totaal aan de taakvelden toe te rekenen rente | 1,88% | 5.318 |
e. De aan taakvelden toegerekende rente (renteomslag activa en deelnemingen) | 2,79% | 7.896 |
f. renteresultaat op het taakveld treasury | 0,91% | 2.578 |
Toelichting op de rentetoerekening in 2017
De rente die aan de taakvelden wordt doorbelast, wordt toegerekend op basis van een omslagrente (rente op activa en deelnemingen). De omslagrente mag op een veelvoud van een half procent worden afgerond. De omslagrente mag maximaal 0,5% afwijken van het werkelijke rentepercentage dat aan de taakvelden moet worden toegerekend. Als vaste rekenrente voor activa, die integraal worden gefinancierd, wordt een percentage van 3% gehanteerd in periode 2017-2020. Tegenover deze rekenrente staat de rente die de gemeente betaalt over de opgenomen geldleningen (gemiddeld in 2017 2,32%), rente over de eigen middelen (reserves en voorzieningen, in 2017 2,32%), de rekenrente aan grondexploitaties (2,5% in 2017 en 2% in de periode 2018-2020) en specifieke leningen met externe financiering (Stadsverwarming en Woningbouw) en zonder externe financiering (bibliotheek, P3 en hypotheken). Als trend voor de opgenomen geldleningen geldt dat in de afgelopen periode een licht dalende tendens van de langlopende rentetarieven zichtbaar is. Voor de komende jaren wordt uitgegaan van een mixrente voor nieuw aan te trekken geldleningen die oploopt voor fixe leningen van 1,1% in 2017 naar 1,6% in 2020 en voor lineaire leningen van 0,7% in 2017 naar 1,1% in 2020. Op grond hiervan is de verwachting dat de gemiddeld te betalen rente voor alle vaste geldleningen de komende periode licht zal dalen.
Uit bovenstaande tabel blijkt dat er aan de taakvelden 2,79% wordt toegerekend aan rente. Het deel dat mag worden toegerekend aan rente bedraagt 1,88%. Hierdoor onstaat een renteresultaat dat groter is dan 0,5%. Tevens mag ten behoeve van de getrouwe weergave van de rentelasten op de taakvelden niet meer dan 25%van de rentelasten op de taakvelden worden afgeweken. Voor Purmerend is er in 2017 een afwijking van 48% van de werkelijke rentelasten (€ 2,6 miljoen/€ 5,3 miljoen). Vanaf 2018 zou Purmerend verplicht zijn tot correctie van de toegerekende rentelasten op taakvelden op basis van deze nacalculatie. Dit betekent dat er jaarlijks in de meerjarenbegroting beoordeeld moet worden of de rekenrente voor grondexploitaties en de renteomslag bijgesteld moeten worden.
Het kredietrisico is het risico van een waardedaling van een vordering, als gevolg van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij vanwege insolventie of deficit. In de verordening 212 en 213A 2010 (vastgesteld door de raad op 25 november 2010) is het treasurystatuut komen te vervallen. In de plaats hiervan is artikel 11 gekomen zijnde de financieringsfunctie. Uitzettingen van gelden uit hoofde van de financieringsfunctie mogen met ingang van 2014, door een wijziging van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, alleen nog worden gedaan bij publiekrechtelijke instellingen (zoals andere gemeenten) of bij Het Rijk door middel van schatkistbankieren. Indien zich een overschot lijkt te gaan voordoen, wordt namelijk de volgende volgorde in handelen gehanteerd:
Door de beperkte omvang van de plotselinge meevallers, is de kans dat Purmerend beschikt over overtollige middelen verwaarloosbaar.
Het koersrisico is het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen. Door gebruik te maken van díe instrumenten voor de kortlopende uitzettingen die zijn toegestaan (zoals daggeld en rekening courant), zal het te lopen koersrisico minimaal zijn. Langlopende uitzettingen uit hoofde van de treasury functie, zullen naar verwachting niet plaatsvinden. Voor het verstrekken van geldleningen en garantstellingen uit hoofde van de publieke functie, zullen zich naar verwachting geen bijzondere risico’s voordoen.
Op grond van het bestuurlijk akkoord tussen de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het kabinet van 27 september 2004, moeten gemeenten sinds het jaar 2006 hun EMU-saldo in de begroting opnemen.
Het EMU-saldo van een overheidslichaam kan omschreven worden als het saldo op kasbasis, op basis van chartale geldstromen in een jaar. Het boekhoudstelsel van de Europese Unie is gebaseerd op het kasstelsel (evenals dat van Het Rijk), terwijl gemeenten het ‘stelsel van baten en lasten’ hanteren. Zo kan het voorkomen dat een gemeente een sluitende exploitatie heeft (wettelijke verplichting), maar op kasbasis een tekort. Investeringen worden bijvoorbeeld in de gemeentelijke exploitatie in een aantal jaren afgeschreven, maar in het kasstelsel worden deze bedragen ineens ten laste van het resultaat gebracht. Ook de grondexploitatie kan een substantiële invloed hebben op het EMU-saldo van de gemeente.
Het EMU-saldo van de gemeente werkt door in het EMU-saldo van de nationale overheid. Het EMU-tekort van de staat mag, in het kader van het Stabiliteitspact, maximaal 3% van het Bruto Nationaal Product (BNP) bedragen. Dit percentage is als gevolg van de kredietcrisis in heel Europa onder druk komen te staan: praktisch alle Europese landen overschreden het ruimschoots.
De afgelopen jaren is steeds gebleken dat de begrote EMU-saldi veel hoger zijn dan de werkelijke saldi in de programmarekening. Dit wordt veroorzaakt door een continu te optimistische inschatting van het jaar van uitgave van ter beschikking gestelde kredieten. Tevens geldt dat voor een individuele gemeente de noodzaak tot het doen van een investeringsuitgave, zich verhoudt tot een theoretische berekening van wat de gemeenten gemiddeld als EMU-saldi zouden mogen realiseren. Niet alle gemeenten plegen tegelijk omvangrijke investeringen. Hieronder worden de EMU-saldi gepresenteerd zoals nu zijn verwerkt voor 2015, 2016 en 2017. Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat hieruit geen knelpunten voortvloeien.
Jaar | Bedrag |
---|---|
2015 (werkelijk) | -€ 20,5 miljoen |
2016 (begroting) | -€ 12,9 miljoen |
2017 (begroting) | € 15.000 |
Hieronder worden de aflossingen van opgenomen geldleningen gepresenteerd voor de komende periode.
2017 € 44,5 miljoen
2018 € 48,3 miljoen
2019 € 35,0 miljoen
2020 € 47,7 miljoen
De aflossingen zullen volledig geherfinancierd worden.
Voor 2017 wordt rekening gehouden met het aantrekken van nieuwe langlopende geldleningen voor een bedrag van € 47 miljoen. Dit bedrag is samengesteld uit investeringen 2017 minus afschrijvingen 2017 plus herfinanciering van in het verleden afgesloten geldleningen.
Ten aanzien van de rentekosten en -baten wordt er in de meerjarenbegroting geen bijzonder risico gelopen. De aflopende renteopbrengsten door aflossingen van de aan woningcorporaties en Stadsverwarming verstrekte leningen, zijn structureel ingepast.