MENU
PDF Opties

Algemene dekkingsmiddelen

Algemeen

In de algemene dekkingsmiddelen zijn de baten en lasten opgenomen die niet specifiek tot een programma behoren. De algemene dekkingsmiddelen betreffen vooral de OZB en de uitkeringen uit het gemeentefonds. Deze middelen kennen wettelijk geen vooraf bepaald bestedingsdoel en zijn daarmee vrij aanwendbaar. In de praktijk worden de middelen die voor een bepaald doel aan het gemeentefonds worden toegevoegd of onttrokken wel gekoppeld aan de betreffende programma's.
De niet vrij aanwendbare heffingen, zoals het rioolrecht, de afvalstoffenheffing en de ontvangsten van specifieke uitkeringen zijn als baten opgenomen in de betreffende programma’s.

In dit onderdeel wordt het volgende onderscheid gehanteerd:

  • lokale belastingen
  • stelposten en onvoorziene uitgaven
  • de uitkering uit het gemeentefonds
  • renteopbrengsten
  • de baten en lasten die verbonden zijn aan financiële deelnemingen
  • stelpost voor incidentele baten en lasten

Ontwikkeling Gemeentefonds

De uitkering uit het gemeentefonds is gebaseerd op de meicirculaire 2016. De vooruitzichten op de ontwikkeling van het gemeentefonds zijn volledig verwerkt waarbij uitgegaan is van het voorzichtigheidsprincipe. De ontwikkeling binnen het gemeentefonds staat niet stil. Hieronder worden deze ontwikkelingen kort toegelicht.

Groot onderhoud aan het verdeelstelsel

De voorgenomen herverdeling van de uitkering tussen de gemeenten voor de taakvelden Ruimtelijke Ordening, Stadsvernieuwing en Volkshuisvesting was in de meicirculaire nog niet verwerkt. Inmiddels is duidelijk geworden dat van de voorgestelde verdeling nog eens 33 procent wordt ingevoerd. Hiermee komt de totale verdeling uit op tweederde. Dit is ook meteen het sluitstuk van de herverdeling van het gemeentefonds. Voor Purmerend betekent dit dat de eerder aangekondigde en in de begroting verwerkte korting lager uitpakt.
De korting bedraagt structureel € 0,3 miljoen, terwijl rekening was gehouden met korting van structureel € 1 miljoen. Dit voordeel is verwerkt in het overzicht verloop vrije ruimte.

Normeringssystematiek

De systematiek van voeding van het gemeentefonds staat de laatste jaren geregeld ter discussie. De omvang van het gemeentefonds is gekoppeld aan de rijksuitgaven. In jargon wordt daarbij gesproken over 'samen de trap op en samen de trap af': geeft de rijksoverheid meer uit, dan ontvangen de gemeenten ook meer en omgekeerd als de rijksoverheid minder uitgeeft, ontvangen de gemeenten ook minder.
De prognoses op dit punt komen echter steeds niet uit. Op langere termijn wordt er groei voorspeld en de laatste jaren wordt steeds in mei en september een positief beeld geschetst voor het lopende en komende jaar: aan het begin van het volgende jaar blijkt dat in werkelijkheid slechter uit te pakken.
Deze systematiek wordt vervolgens gecombineerd met gerichte ingrepen zoals de omstreden opschalingskorting (gemeenten worden verondersteld efficiënter te gaan werken door schaalvergroting) en kortingen waarvoor de onderliggende wetgeving niet wordt doorgevoerd (verkleining gemeenteraden).
Per saldo leidde dit - behalve in 2014 - tot negatieve accressen. De methodiek brengt in de praktijk grote fluctuaties, zowel tussen de jaren als binnen de jaren over de circulaires heen. De weerstand bij gemeenten groeit.
Over de systematiek zijn inmiddels evaluaties opgesteld en er wordt mogelijk een wijziging voorgesteld. Voor de gemeenten geldt daarbij naast de omvang van het fonds, als belangrijkste overweging een grotere zekerheid voor de raming van de begroting op de termijn van de eerste paar jaar.

Decentralisatie van rijkstaken
In 2015 zijn taken voor de uitvoering van Wet maatschappelijke ondersteuning, de Jeugdwet en de Participatiewet overgedragen naar de gemeenten. Hiermee is een financiële geldstroom van landelijk € 10,3 miljard gemoeid. We praten over AWBZ begeleiding, jeugdzorg en Participatiewet. In totaal gaat het om € 10,3 miljard.

Voor Purmerend is hiermee een jaarlijkse inzet van circa € 43 miljoen gemoeid. Deze gelden zullen in 2018 worden overgeheveld naar de algemene uitkering van het gemeentefonds en daarmee worden opgenomen in het reguliere maatstavenstelsel van de algemene uitkering. In de aanloop daarvan worden met ingang van 2016 per taak objectieve verdeelmodellen ontwikkeld, waarbij gebruik wordt gemaakt van de zogenaamde multi-levelmethode waarbij op meerdere niveau's (individu, gezin, buurt, gemeente, regio) een inschatting wordt gemaakt van de kans dat gebruik wordt gemaakt van voorzieningen. De overgang van verdeling op historische grondslag naar objectief brengt weer herverdeeleffecten met zich mee, die leiden tot positieve dan wel negatieve suppleties.

Naast deze afspraken vindt er in de praktijk nog wel discussie plaats over de toereikendheid van de budgetten omdat er regionale verschillen zijn en er voorstellen worden gedaan over uniformering van eigen bijdragen en inhoudelijke kwaliteitsimpulsen.

Verruiming lokaal belastinggebied
De risicopositie van gemeente is toegenomen als gevolg van de taakoverdracht in het sociaal domein. In dit verband is de mogelijkheid tot verruiming van het lokaal belastinggebied opnieuw ter discussie gekomen. Deze verruiming is nog niet uitgewerkt tot concrete voorstellen. Zo lang de voorstellen er niet zijn is het weinig zinvol om hier uitgebreide beschouwingen over op te nemen in de programmabegroting. Belangrijk is wel dat wordt onderkend dat voorstellen op dit terrein in combinatie met een herijking van het gemeentefonds in de komende periode aan de orde kunnen komen.

Ontwikkeling Stadsverwarming PURMEREND (SVP)

De resultaten van SVP zijn afhankelijk van tal van parameters, zowel door SVP beïnvloedbare als niet-beïnvloedbare, waarvan de belangrijkste zijn:

  • wijzigingen wet- en regelgeving;
  • de ontwikkeling van de gasprijs;
  • het aantal graaddagen.

Op basis van de actuele meerjarenprognose van Stadsverwarming wordt vanaf 2018 een positief bedrijfsresultaat gemaakt en kan in 2020 voor het eerst dividend worden uitgekeerd. Binnen dit bedrijfsresultaat is rekening gehouden met de gevoeligheden zoals hierboven genoemd. In de periode na 2020 zal het resultaat worden bestemd voor herstel van het eigen vermogen richting € 38 miljoen en tegelijkertijd een stabiel dividend aan de aandeelhouder.

Financiële toelichting

(bedragen x € 1.000)

Rekening
2015

Primitieve
begroting 2016

Begroting 2016
(bijgesteld)

Begroting
2017

Begroting
2018

Begroting
2019

Begroting
2020

Lasten

-1.569

-961

-3.463

-365

-1.483

-2.041

-2.370

Baten

141.352

140.655

142.500

138.085

141.350

143.473

145.721

Saldo

139.783

139.693

139.037

137.720

139.867

141.432

143.352

Het saldo daalt met € 0,9 miljoen ten opzichte van de bijgestelde begroting 2016 . Deze daling wordt veroorzaakt door € 2,5 miljoen lagere lasten en € 3,4 miljoen lagere baten en worden hieronder per onderdeel nader toegelicht.

(bedragen x € 1.000)

Rekening
2015

Primitieve
begroting 2016

Begroting 2016
(bijgesteld)

Begroting
2017

Begroting
2018

Begroting
2019

Begroting
2020

1 Lokale heffingen

Lasten

-37

-37

-37

-37

-38

-39

-39

Baten

13.006

12.972

13.122

13.285

13.505

13.728

13.956

12.969

12.935

13.085

13.247

13.467

13.690

13.916

2 Nog te bestemmen middelen

Lasten

620

2.416

-114

1.169

13

-546

-876

Baten

23

0

0

-100

-202

-203

-205

642

2.416

-114

1.069

-189

-749

-1.081

3 Gemeentefonds

Lasten

15

-12

-33

-12

-12

-12

-12

Baten

117.414

120.729

122.636

120.319

122.596

123.726

124.689

117.429

120.718

122.603

120.307

122.584

123.714

124.677

4 Eigen financieringsmiddelen

Lasten

-181

-173

-123

-99

-97

-96

-95

Baten

4.505

5.390

5.162

3.080

4.022

4.822

5.191

4.324

5.217

5.039

2.981

3.925

4.726

5.097

5 Deelnemingen

Lasten

-1.910

-1.831

-1.831

-1.386

-1.386

-1.386

-1.386

Baten

6.443

1.564

1.580

1.501

1.430

1.400

2.090

4.533

-267

-251

115

44

14

704

6 Incidentele baten en lasten

Lasten

-75

-1.325

-1.325

0

0

0

0

Baten

-40

0

0

0

0

0

0

-115

-1.325

-1.325

0

0

0

0

7 Begrotingsaldo

Lasten

0

0

0

0

38

38

39

0

0

0

0

38

38

39

Lokale heffingen

Onder dit product vallen de onroerende zaak en roerende ruimte-belastingen, de hondenbelasting, precario en de toeristenbelasting. De ontwikkeling in de baten wordt veroorzaakt door de jaarlijkse aanpassing van de tarieven, de toename van areaal dat in de heffing wordt betrokken en de invoering van de toeristenbelasting. Dit resulteert in een stijging van de baten ten opzichte van 2016 van € 162.000. Voor 2017 geldt dat de indexering 0,6% (CBS/CPI januari 2016) is. In de meerjarenraming wordt voor de jaren na 2017 uitgegaan van 1,5%. Op grond van de actuele inflatiecijfers is de verwachting dat dit uitgangspunt niet wordt gerealiseerd. Dit komt terug in de kadernota 2018 en voorzichtigheidshalve wordt in de ruimte voor nieuw beleid hier structureel al rekening mee gehouden.

Nog te bestemmen middelen

In het onderdeel nog te bestemmen middelen zijn een aantal collectieve stelposten voor de gemeentebegroting opgenomen. Deze stelposten betreffen de ontwikkeling van lonen en prijzen, de inschatting van de vertragingen in de investeringen ten opzichte van de kredietoverzichten, het taakstellende rekeningresultaat, taakstellingen met betrekking tot de organisatie die nog nadere uitwerking behoeven en het bedrag voor nieuw beleid waarover nog besluitvorming moet plaatsvinden.

Dit laatste element wordt na vaststelling van de begroting overgeheveld naar de betreffende programma's.

Per saldo is voor 2017 een bedrag van € 1,1 miljoen opgenomen als nog in te vullen besparing. Dit kan als volgt worden onderverdeeld:

  • Taakstellend rekeningresultaat: € 1,5 miljoen opbrengst. Rapportage en invulling vindt plaats via de eerste en tweede tussenrapportage 2017. Vanaf 2018 is hiervoor geen taakstelling meer opgenomen in de begroting.
  • Verwachte lagere kapitaallasten als gevolg van vertragingen in de investeringen: € 0,6 miljoen. Dit bedrag loopt in de latere jaren terug naar nihil;
  • Lonen en prijzen: in 2017 nihil, alles is functioneel verwerkt.;
  • Nog in te vullen deel van de taakstelling op de organisatie (onder andere verhuuropbrengst pand, afronding ICT trajecten, organisatiewijzigingen). Structureel € 0,5 miljoen lagere uitgaven;
  • Personele knelpunten binnen de organisatie € 0,9 miljoen;
  • Nog in de programma's op te nemen lasten voor nieuw beleid na besluitvorming door de gemeenteraad: € 0,4 miljoen. Dit is onderdeel van bijlage I 'Ontwikkeling en toelichting verloop vrije ruimte';
  • Incidentele doorloop huurkosten Werkplein: € 0,2 miljoen.

Gemeentefonds

De opbrengst uit het gemeentefonds daalt met ruim € 1,4 miljoen naar € 120,7 miljoen. De daling houdt voor een belangrijk deel verband de kortingen in de algemene mutaties die zijn doorgevoerd als gevolg van de koppeling aan de rijksuitgaven.

De uitkering uit het gemeentefonds valt uiteen in drie onderdelen:

a. de algemene uitkering. Deze daalt met € 1,2 miljoen door de koppeling aan de rijksuitgaven (algemene mutaties in de uitkeringsfactor), taakmutaties en ontwikkeling in de uitkeringsbasis (bijstand en woningen) naar € 68 miljoen.
De algemene mutaties in de uitkeringsfactor dalen bij een gelijkblijvend accres als gevolg van generieke kortingen (lagere apparaatskosten en plafond BTW-compensatiefonds), de verhoogde asielinstroom, de VNG betalingen en het verplicht hergebruik van scootmobielen en rolstoelen. Daarnaast is al rekening gehouden met het herverdeeleffect VHROSV dat voor tweederde is doorgevoerd. Hierdoor resteert er een stelpost van € 272.000 in 2017 oplopend naar € 305.000 in 2020. De verwerking hiervan vindt plaats in de komende septembercirculaire.
In de jaren na 2017 stijgt de algemene uitkering naar € 124,7 miljoen. Dit wordt veroorzaakt door enerzijds een groei in het areaal en de ontwikkeling van de rijksuitgaven en anderzijds een daling binnen het sociaal domein in verband met de doorgevoerde efficiëncy korting.

b. Integratie uitkeringen. De belangrijkste integratieuitkering betreft Wmo-oud. Deze uitkering stijgt met bijna € 0,5 miljoen naar € 6,6 miljoen. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door een toevoeging van de middelen Huishoudelijke Hulp Toelage in de integratie uitkering Wmo-oud. In de jaren daarna wordt er elk jaar een stijging voorzien als gevolg van de groei van de doelgroep en de stijging van de prijzen.

c. Sociaal domein. De middelen voor het sociaal domein dalen met € 0,6 miljoen naar € 43,4 miljoen. Het bedrag voor AWBZ/Wmo neemt toe met € 0,3 miljoen en Jeugdzorg en Participatie dalen respectievelijk met € 0,5 miljoen en € 0,4 miljoen. Na 2017 dalen de middelen voor het sociaal domein geleidelijk naar € 42,9 miljoen in 2020. Deze daling treedt vooral op voor het onderdeel participatie, de middelen voor de Wmo blijven gelijk en de middelen voor jeugd stijgen licht.

Eigen financieringsmiddelen

De opbrengst van de eigen financieringsmiddelen daalt met ruim € 1,9 miljoen. In de gemeentebegroting wordt met een vast rentepercentage gewerkt voor de kapitaallasten. Over de boekwaarde wordt voor wegen, gebouwen en installaties en dergelijke gerekend met 3%, en voor grondexploitaties met 2,5%. De werkelijke rente die de gemeente op dit moment betaalt is veel lager (gemiddeld 2,5%). Hierdoor ontstaat er een renteopbrengst. Door de verlaging van de renteomslag van 4% naar 3%, vloeit een deel van de lagere rente terug naar de tarieven die de burgers betalen en het andere deel via een lager renteresultaat op de eigen financieringsmiddelen. In de meerjarenraming neemt de opbrengst geleidelijk aan weer toe. Dit wordt veroorzaakt door dat de nieuw aan te trekken financiering in de komende jaren tegen een lagere rente wordt afgesloten dan de huidige leningportefeuille. In de paragraaf financiering is toegelicht dat als gevolg hiervan rekening moet worden gehouden met een verdere verlaging van de rekenrente voor zowel de materiële vaste activa als de grondexploitaties. In de volgende kadernota wordt hierop teruggekomen.

Deelnemingen

De lasten van de deelnemingen dalen als gevolg van de lagere rekenrente. Per saldo ontstaat er vanaf 2017 een voordelig resultaat. Dit is het gevolg van de technische wijziging van de toegerekende rente met 1%. De verlaging van de rekenrente met 1% werkt vooral door op de lasten deelneming in de Stadverwarming (1% over € 38,3 miljoen). Daarnaast heeft de Stadsverwarming een 5-jarige fixed lening van € 5 miljoen afgelost in 2016, als gevolg hiervan vervallen zowel de rentelasten als baten voor dit onderdeel. De overige verschillen worden verklaard door (kleine) aanpassingen in de risicoprovisie van de Stadsverwarming en de HVC (huisvuilcentrale Alkmaar). Voor de risicoprovisie van HVC geldt dat deze de komende jaren verder zal dalen als gevolg van de afname van de leningen die door de aandeelhouders zijn gegarandeerd.

Incidentele baten en lasten

De incidentele lasten vervallen in 2017 in het onderdeel algemene dekkingsmiddelen. Vanaf 2017 verplicht het BBV dat de post onvoorzien moet worden begroot en verantwoord in een apart overzicht 'onvoorzien'. Hiermee is € 50.000 overgeheveld vanuit de algemene dekkingsmiddelen naar een nieuw overzicht onvoorzien. Daarnaast vervalt de incidentele last voor de instelling van de voorziening vakantiegeld voor € 1,275 miljoen die in de begroting 2016 is opgenomen.

Incidentele baten en lasten

(Bedragen x € 1.000)

Begroot

2017

Begroot

2018

Begroot

2019

Begroot

2020

Inkomsten LHBT emancipatie

20

-

-

-

Bijdrage huur Werkplein

-200

-

-

-

Taakstellend rekeningresultaat

1.500

-

-

-

Totaal

1.320

-

-

-