MENU
PDF Opties

Uitgangspunten begroting 2017-2020

Dit zijn de technische uitgangspunten die zijn gehanteerd bij het opstellen van de ramingen in deze begroting:

  • De ontwikkeling van de loonkosten van de gemeenteambtenaren volgt de cao. Voor de jaren 2017 en verder wordt rekening gehouden met 1,5% hogere lasten per jaar. Dit is inclusief de ontwikkeling van de werkgeverspremies.
  • De personeelsformatie is gebaseerd op het organogram per 1 april 2016, inclusief alle wijzigingen en genomen besluiten tot en met februari 2015. Nieuwe ambtelijke functies worden begroot tegen de functionele schaal met een anciënniteit van trede 10.
  • Voor de subsidies wordt rekening gehouden met een ontwikkeling gelijk aan de ambtelijke salarissen. Deze systematiek houdt in dat de stijging uit het lopende jaar wordt vergeleken met de werkelijke stijging van de ambtenaren-cao. Indien instellingen zelf een hogere cao-ontwikkeling hebben, volgt geen aanvullende compensatie.
  • De kosten van derden betreffen de diensten en goederen die aan de gemeente worden geleverd. Het gaat hier bijvoorbeeld om de kosten van energie, kantoorartikelen, accountantsdiensten, onderhoud aan gebouwen en infrastructuur, schoonmaak en softwarelicenties. In afwijking van de CBS-indexering wordt uitgegaan van een jaarlijkse groei van 1,0%. Hiermee wordt de blijvende inzet onderstreept om goedkoper en met een hogere kwaliteit in te kopen. In de budgetten wordt de groei niet functioneel verwerkt. In het geval van excessieve stijgingen kan, met onderbouwing, aanspraak worden gemaakt op de collectieve stelpost. Reguliere stijgingen dienen binnen het betreffende programma/product te worden opgevangen.
  • Er wordt uitgegaan van kostendekkende tarieven voor heffingen en leges.
  • De belastingen stijgen jaarlijks nominaal met de consumentenprijsindex (CPI) zoals gepubliceerd door het CBS in januari van het jaar voorafgaand aan de begroting, tenzij een tarief door de Rijksoverheid wordt voorgeschreven. Voor 2017 bedraagt de indexering 0,6% (CPI januari 2016). Als onderdeel van de keuzes bij de vaststelling van de begroting 2017 wordt voorgesteld om de indexering in 2017 op 0% te zetten.
    In de meerjarenraming wordt voor de jaren na 2017 uitgegaan van 1,5%. Dit zal worden aangepast bij de volgende kadernota op basis van de CPI van januari 2017. In de onvermijdelijke ontwikkelingen is financieel al rekening gehouden met de aanhoudend lage inflatiecijfers.
  • In het kader van de Financiële verordening is ervoor gekozen een omslagrente te hanteren. Voor de meerjarenbegroting 2016-2019 wordt de huidige omslagrente van 3,0% gecontinueerd. Dit percentage wordt ook gebruikt als uitgangspunt voor de berekening van de lasten van (toekomstige) investeringen.
  • Voor de doorberekening van rente aan grondexploitaties en niet in exploitatie genomen gronden (NIEGG’s) wordt sinds 2013 een rente van 2,5% gehanteerd. Dit percentage kan ongewijzigd blijven omdat de gemiddelde rente die de gemeente betaalt op hetzelfde niveau ligt.
    Bij de kadernota 2018 wordt in verband met de aanhoudende lage rentestand terug gekomen op de rente voor de grondexploitaties en de omslagrente.
  • De afschrijving van de vaste activa vindt lineair plaats. Voor het afschrijven van de vaste activa worden de afschrijvingstermijnen gehanteerd uit de Financiële verordening. De afschrijvingen starten in het jaar na ingebruikname. Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven. Investeringen met een ondergrens beneden € 25.000 worden rechtstreeks in de exploitatie opgenomen, uitgezonderd de jaarlijkse vervanging van kleinere auto’s die samen worden geactiveerd, en gronden en terreinen die altijd worden geactiveerd.
  • Voor verbonden partijen wordt uitgegaan van dezelfde financiële uitgangspunten als voor de eigen begroting. De budgetten worden dus ook geïndexeerd. Het betreft het ISW, de Veiligheidsregio, de Metropoolregio Amsterdam, de GGD, BaanStede, de Omgevingsdienst IJmond en het recreatieschap Twiske-Waterland. De meerjarenbegrotingen van de verbonden partijen zijn verwerkt zoals aangegeven in de zienswijze die door de gemeenteraad is vastgesteld.

Autonome ontwikkelingen en niet-autonome ontwikkelingen
De volgende ontwikkelingen worden gezien als autonome ontwikkelingen en zijn direct verwerkt in het financieel kader:

  • Dalende of stijgende cliëntenaantallen (bijvoorbeeld Wwb, Wmo-voorzieningen) leiden tot navenante aanpassing van de ambtelijke formatie.
  • Uitbreiding of krimp van het areaal (in beheer zijnde wegen, straten, groen, meubilair en kunstwerken) worden verwerkt in de begroting zodat het bestaande beheer niet in kwaliteitsniveau hoeft te worden aangepast.
  • Leerlingenprognoses met een effect op de benodigde hoeveelheid. Dit geldt onder andere voor het leerlingenvervoer en onderwijshuisvesting.
  • Ontwikkelingen (af- en/of toename) uitkering uit het gemeentefonds (areaal/accres).
  • Vervanging van voertuigen en installaties via vervangingsinvesteringen.
  • Voor de leges en tarieven wordt uitgegaan van een kostendekkend tarief op basis van de systematiek van toerekenen van organisatiekosten in de begroting 2016. Deze systematiek is door de wijzigingen in BBV versimpeld naar een opslagen met een percentage voor overhead. Dit is uiteengezet in de paragraaf bedrijfsvoering.

 Niet-autonome ontwikkelingen zijn:

  • Wijziging in de kostentoerekening voor wat betreft het effect op de tariefsverhogingen. Tariefswijzigingen zijn, afgezien van aanpassing aan de inflatie, altijd een keuze.
  • Voorstellen waarin het beleid wordt gewijzigd of nieuwe initiatieven ten opzichte van de meerjarenbegroting 2016-2019 worden gedaan.
  • Dalende rijksinkomsten voor specifieke taken. Het uitgangspunt bij rijksinkomsten is dat het gemeentelijk aandeel in de kosten niet stijgt. Bij een dreigende stijging wordt een bezuiniging als keuze aan de raad voorgelegd.

Tabel samenvatting uitgangspunten 2017-2020:

Loonontwikkeling

1,5%

Prijs-/inflatieontwikkeling

1,5%

Omslagrente

3,0%

Rente voor grondexploitaties

2,5%

Subsidies gesubsidieerde instellingen

1,5%

Gemeentelijke belastingen 2017 (CBS-CPI januari 2016)

0,6%

Gemeentelijke heffingen en leges 2017 (maar niet meer dan kostendekkend)

3,0%

Gemeentelijke heffingen, leges en belastingen 2018-2020

1,5%

Als keuze is voorgelegd de index op de gemeentelijke belastingen 2017 op 0 te stellen.